|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
Concluding ReportStand:Na de tweede bijeenkomst bleven er twaalf deelnemers over, waarvan één door omstandigheden al snel weer afviel. De andere 11 deelnemers hebben, ondanks verschillende en soms indrukwekkende belastende persoonlijke omstandigheden tot het einde van het project meegedaan. Uit de inschrijving bleek dat bijna de helft van de deelnemers docent(e) was geweest in het middelbaar onderwijs, maar wel in verschillende vakken zoals Nederlands, Geschiedenis of Scheikunde.De andere helft bracht onder andere ervaring mee als toxicoloog, proces ingenieur, theoloog of medicus. Het was dus een bonte mengeling van theoretici en praktijkmensen, maar wel mensen die gewend zijn problematiek behoorlijk uit te diepen, wat mede bepalend was voor hun attitude en hun aanpak in dit onderzoek. Dit was één van de reden dat het onderzoek van ons thema meer gewicht kreeg, terwijl het thema in het SoLiLL-project eigenlijk meer het medium moest zijn voor andere doelen Boeiend was te zien hoe deze heterogene groep mensen een zeer hechte groep is geworden, met een groeiende solidariteit met elkaar en verantwoordelijkheid naar elkaar. Constant is de nadruk gelegd op het gegeven dat iedereen naar eigen vermogen zou kunnen bijdragen. Iedere bijdrage naar vermogen wordt als een waardevolle bijdrage beschouwd. De verschillen in individuele participatie zijn altijd door meerdere factoren bepaald, zoals persoonskenmerken, opleidingsniveau, beroepservaring, maatschappelijke en gezinssituatie. Het niet alleen onmogelijk om de persoonlijke inzet effectief met elkaar te vergelijken, maar een dergelijke vergelijking kan ook nog frustrerend werken. A.4 Processen in het begin van het thematisch onderzoek. Kort wordt ingegaan op de beginfase van het thematische onderzoek, vooral met het oog op de processen die daarmee samenhangen. A.4.1 Een lezingencyclus als introductie. De deelnemers hebben de lezingencyclus gevolgd over Senioren en Wonen, waarin een architect, een gerontoloog, een geriater en een directeur van een verzorgingstehuis het gebied van verschillende kanten belichtten. Deze lezingen waren overigens ook voor andere U3A-deelnemers toegankelijk. Het zal duidelijk zijn dat dit thema voor alle senioren een heel belangrijk thema is, omdat het hen direct aangaat. Voor de deelnemers van de Arnhemse zelfstudiegroep bleek dit een tweede reden waardoor het thematisch onderzoek een groot belang kreeg. Dat leverde later in het SoLiLL-project een spanningsveld op tussen persoonlijke doelen en SoLiLL-doelen. A.4.2 Senioren en Wonen; het thema ingekaderd. Het thema Senioren en Wonen werd meer ingekaderd en toegespitst op de fase waarin men door ouderdomsgebreken of ziekte voor de keuze komt of men nog zelfstandig thuis kan blijven dan wel de zelfstandigheid op moet geven. A.4.3 Het onderzoek gesplitst in drie elementen. Het onderzoeksthema Senioren en Wonen werd gesplitst in drie elementen: 1. Wat zijn de motieven en weerstanden van senioren die mee spelen in het besluit hun zelfstandigheid al dan niet op te geven? 2. Kunnen we een inventarisatie maken van beschikbare woonvormen voor senioren? 3. Wat is het maatschappelijke draagvlak voor beleid ten gunste van senioren en wonen? A.5 Het instellen van werkgroepen en de noodzaak van bijeenkomsten met alle deelnemers. A.5.1 Instellen van werkgroepen. Voor ieder van de drie onderzoekselementen werd een werkgroep ingesteld. Omdat de nadruk zou liggen op de motieven en weerstanden, bestond de Werkgroep Motivatie uit vijf personen. De Inventarisatiegroep en de Draagvlakwerkgroep werden kleiner met respectievelijk drie en twee personen. De indeling van de deelnemers bij de verschillende werkgroepen had te maken met de interessesfeer van de deelnemers. Sommigen hadden een uitgesproken voorkeur voor een bepaald thematisch onderdeel, anderen maakten een meer praktische keuze zoals de samenwerking met iemand die niet te ver weg woonde. Gedurende het SoLiLL-project zijn met betrekking tot de werkgroepen de volgende leermomenten naar voren gekomen. Leermoment 1: Groepsgrootte. Een belangrijk element is de groepsgrootte, een werkgroep van 4 tot 5 deelnemers blijkt prima te werken, er is een goede uitwisseling, er is voldoende klankbord en zaken kunnen goed worden uitgewerkt. Kleinere werkgroepen hebben toch meer behoefte aan weerklank van anderen en brengen hun resultaten veel meer als voorlopige producties. Door verschil in mankracht zal een grote groep een grotere bijdrage leveren dan een kleinere groep, wat het gevaar inhoudt dat de deelnemers van de kleinere groep zich insufficiënt voelen t.o.v. de collegae in de grotere werkgroep. |